taggen
Nederlands
Woordafbreking
- tag·gen
Woordherkomst en -opbouw
- uit het Engels
Werkwoord
taggen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
taggen |
tagde |
getagd |
zwak -d | volledig |
- voorzien van een trefwoord, voorzien van een etiket, indelen bij een bepaalde groep
- Katja Schuurman drinkt nog even wat kracht in voor de feestdagen, maar haar fans letten op iets héél anders. ‘Zie jij wat ik zie?', taggen vrienden elkaar. [1]
- Handig? Misschien wel, als je te lui bent om je hele voetbalteam te taggen. Maar Facebook weet hierdoor wel met wie jij veel omgaat en wie misschien een vage ‘Facebook-vriend’ is. Luc schetst een voorbeeld van hoe Facebook hier uiteindelijk veel meer mee kan (en al doet) dan je misschien denkt terwijl je weer eens een foto van een feestje online gooit. [2]
- Nederlandse volgers reageren echter een stuk minder enthousiast. 'Pff in dat jurkje... doe gewoon gezellig, trek je pyjama aan en chocomel' en 'Weinig gezellig aan'. Anderen reageren sarcastisch door naasten te taggen bij de foto. 'Zal ik dit jaar weer in een inie-minie jurkje op 20 cm hoge hakken op een laddertje gaan staan om de kerstboom op te tuigen?' [3]
Hyponiemen
- hashtaggen, geotaggen
Gangbaarheid
- Het woord taggen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'taggen' herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Tubantia Maxime Segers 22-12-18 Katja deelt uitdagend kiekje, Ronnie Flex dolgelukkig met zijn meisje
- Tubantia 29-11-17 Hoe herkent Facebook jou op de foto?
- Tubantia Maxime Segers 06-12-17 Sylvie Meis pakt weer uit met extravagant kerstkiekje
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.