super

Nederlands

Niet te verwarren met: super-
Uitspraak
  • Geluid:  super    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈsypər/
Woordafbreking
  • su·per
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels of Duits, in de betekenis van ‘tussenwerpsel: geweldig!’ voor het eerst aangetroffen in 1992 [1]
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
  • [1] (informeel), (spreektaal) bijvoeglijk naamwoord waaruit over het algemeen een zeer positief oordeel spreekt, vaak gebruikt als versterkend voorvoegsel (supergoed, superfijn, superleuk enz.)[2]
enkelvoud meervoud
naamwoord super supers
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

super m

  1. benzine met een octaangetal hoger dan 95, superbenzine
  2. grote winkel met een brede keus uit producten die je dagelijks nodig hebt
Vertalingen
stellend
onverbogen super
verbogen

Bijvoeglijk naamwoord

super

  1. (informeel) geweldig [3]

Gangbaarheid

  • Het woord super staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Frans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?

Tussenwerpsel

super

  1. (spreektaal) fantastisch!, geweldig! [1]

Verwijzingen


Latijn

Voorzetsel

sŭpĕr + accusatief

  1. boven
  2. overheen

Voorzetsel

sŭpĕr + ablatief

  1. boven, bovenop
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.