naaigerei

Nederlands

doos met naaigerei
Uitspraak
Woordafbreking
  • naai·ge·rei
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord naaigerei
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

naaigerei o [1]

  1. (huishouden) benodigdheden voor het naaien en handwerken
    • Tot het naaigerij behoren zaken als linten, band, biaisband, garen, lapjes en dergelijke maar ook ritssluitingen, knopen, spelden en naalden, speldenkussen, schaartje, tornmesje, vingerhoeden en andere kleine artikelen, zoals meetlint en kleermakerskrijt. Men sprak dan ook wel van band en garen.  
    • Bij Veritas, dat vooral accessoires, juwelen en naaigerei verkoopt, hadden ze een drukkere maandag verwacht. 'Er was zeker geen rush op de laatste stuks', zegt verkoopster Stefanie Vandorpe. 'In het weekend was het wel druk. Tegelijk mogen we niet klagen over de winterkoopjes. Ik heb niet de indruk dat we meer hebben verkocht dan vorig jaar, maar zeker ook niet minder.' [2] 
    • Langzamerhand moeten we ze met een lichtje zoeken, maar ze bestaan nog wel: gespecialiseerde fourniturenwinkels. Of, in minder chic Nederlands: winkels met naaigerei als knopen, naalden, garen en band.... [3] 
Synoniemen
  • naaispullen, naaigarnituur, naaiartikelen, naaibenodigdheden, fournituren
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord naaigerei staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Standaard 01 FEBRUARI 2011 Johan Depaepe
  3. Volkskrant Mieke Zijlmans 18 november 2000,
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.