spugen
Nederlands
Woordafbreking
- spu·gen
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘door de mond uitwerpen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1657 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
spugen /'spy.ɣə(n)/ |
spoog spuugde /'spox/ /'spyɣ.də/ |
gespogen gespuugd /ɣə.'spo.ɣə(n)/ /ɣə.'spyxt/ |
klasse 2
zwak -d |
volledig |
Werkwoord
spugen
- inergatief speeksel uit de mond doen uitschieten
- Hij kreeg van z'n moeder straf omdat hij op de grond spuugde.
- inergatief (eufemisme) maaginhoud via de mond weer naar buiten werken
- De jongen spuugde over de rand van het schip.
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. speeksel uit de mond doen uitschieten
Gangbaarheid
- Het woord spugen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'spugen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.