kotsen
![](../I/m/Civo.jpg)
Kotsen.
Nederlands
Woordafbreking
- kot·sen
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘braken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1562 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
kotsen |
kotste |
gekotst |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
kotsen
- inergatief, (informeel) de maaginhoud via de mond weer naar buiten werken
- Hij moest ervan kotsen.
- (dysfemisme) speeksel opgeven
Afgeleide begrippen
- [1] uitkotsen
Uitdrukkingen en gezegden
Het is om van te kotsen.
|
Vertalingen
1. de maaginhoud via de mond weer naar buiten werken
Gangbaarheid
- Het woord kotsen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kotsen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.