sok

Nederlands

Sokken
Uitspraak
  • Geluid:  sok    (hulp, bestand)
  • IPA: /sɔk/
Woordafbreking
  • sok
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘korte kous’ voor het eerst aangetroffen in 1805 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord sok sokken
verkleinwoord sokje sokjes

Zelfstandig naamwoord

sok

  1. v/m (kleding) kous die tot net boven de enkel komt [3]
    • Na alle ellende met de banken en zakkenvullerij had de oude man net als in de crisistijd zijn geld maar weer in een ouwe sok onder het bed gestopt. 
  1. v/m (dierkunde) bij viervoeters het anders gekleurde, onderste deel van de poot
  2. m (techniek) verbindingsstuk dat over twee buizen geschoven wordt om ze te verbinden, mof [4]
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord sok staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.