slijm

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  slijm    (hulp, bestand)
  • IPA: /slɛɪm/
Woordafbreking
  • slijm
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘kleverig vocht’ voor het eerst aangetroffen in 1287 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord slijm slijmen
verkleinwoord slijmpje slijmpjes

Zelfstandig naamwoord

slijm o of m

  1. een kleverige stof die door slijmvliezen uitgescheiden wordt
    • Slijm is van groot belang bij het innemen van voedsel. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • slijmafdrijvend
  • slijmafscheiding
  • slijmafvoerend
  • slijmalen
  • slijmbacterie
  • slijmbal
  • slijmbekercel
  • slijmberoerte
  • slijmbeurs
  • slijmblaas
  • slijmdeel
  • slijmdiertje
  • slijmkoorts
  • slijmkoppen
  • slijmkwaal
  • slijmlaag
  • slijmoplossend
  • slijmploeg
  • slijmploeger
  • slijmprik
  • slijmprop
  • slijmstelen
  • slijmstof
  • slijmsuiker
  • slijmtest
  • slijmverhaal
  • slijmvis
  • slijmvlies
  • slijmvloed
  • slijmvocht
  • slijmworm
  • slijmziekte
  • slijmzout
  • slijmzuiger
  • slijmzuur
  • slijmzwam
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord slijm staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Werkwoord

vervoeging van
slijmen

slijm

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van slijmen
    • Ik slijm. 
  2. gebiedende wijs van slijmen
    • Slijm! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van slijmen
    • Slijm je? 
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.