sladood
Nederlands
Woordafbreking
- sla·dood
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van slaan ww en dood bn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sladood | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
sladood m [2]
- Op de geloofwaardigheid van de gebeurtenissen valt wel iets af te dingen, maar De zondaars is goed geschreven en intrigeert dusdanig dat je nieuwsgierig blijft naar wat die sladood nu eigenlijk bezielt. [3]
- Voorbeelden van zulke zinwoorden vond ik er ook. Een werkwoord met een zelfstandig naamwoord: ‘waaghals, dwingeland en brekebeen’. Werkwoord met bijwoord: ‘deugniet, weetniet en schreeuwlelijk’. Werkwoord met voorzetsel: ‘slokop, klimop, hangop en flapuit’. En werkwoord met bijvoeglijk naamwoord, ‘zoals in het verouderde sladood’. [4]
Gangbaarheid
- Het woord sladood staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'sladood' herkend door:
36 % | van de Nederlanders; |
34 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- sladood op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Volkskrant Edith Koenders 2 juni 2006
- NRC Maxim Februari 5 juli 2016
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.