shampoo

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  shampoo    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /ˈʃɑm.po/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈʃɑm.po/
Woordafbreking
  • sham·poo
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘haarwasmiddel’ voor het eerst aangetroffen in 1950 [1]
  • Ontleend aan het Engelse shampoo.
enkelvoud meervoud
naamwoord shampoo shampoos
verkleinwoord shampootje shampootjes

Zelfstandig naamwoord

shampoo m

  1. een product, meestal in vloeibare vorm, dat bedoeld is om het haar te wassen
    • Heb jij de fles shampoo ergens gezien? 
Synoniemen
  • haarwasmiddel
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
shampooën

shampoo

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van shampooën
    • Ik shampoo. 
  2. gebiedende wijs van shampooën
    • Shampoo! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van shampooën
    • Shampoo je? 

Gangbaarheid

  • Het woord shampoo staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
  • IPA: /ʃæm.ˈpuː/
Woordafbreking
  • sham·poo
Woordherkomst en -opbouw
  • Ontleend aan het Hindi चाँपो (champo), de gebiedende wijs van चाँपना (champna; "drukken, kneden"), dat van de Sanskriet-wortel √cap ("leggen, kneden") komt.
enkelvoud meervoud
shampoo shampoos

Zelfstandig naamwoord

shampoo

  1. shampoo, haarwasmiddel
  2. wasbeurt met shampoo
  1. «I’m going to give the carpet a shampoo
    Ik ga het tapijt in de shampoo zetten.
  2. (informeel) champagne
Synoniemen
vervoeging
onbepaalde wijs to shampoo
he/she/it shampoos
verleden tijd shampooed
voltooid
deelwoord
shampooed
onvoltooid
deelwoord
shampooing
gebiedende wijs shampoo

Werkwoord

shampoo

  1. overgankelijk met shampoo wassen, shampooën
  1. «Elly shampoos and conditions her hair every evening.»
    Elly wast haar haar elke avond met shampoo en conditioner.


Italiaans

Uitspraak
  • IPA: /ˈʃam.po/
Woordafbreking
  • sham·poo
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
shampoo shampoo

Zelfstandig naamwoord

shampoo m

  1. shampoo


Papiamento

Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud of
impliciet meervoud
expliciet meervoud
  shampoo     shampoonan  

Zelfstandig naamwoord

shampoo

  1. shampoo
Schrijfwijzen
  • Schrijfwijze op Aruba: shampu.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.