champagne
![](../I/m/Champagne_flute_and_bottle.jpg)
Champagne.
Nederlands
Woordafbreking
- cham·pag·ne
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘schuimende wijnsoort’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1745 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | champagne | champagnes |
verkleinwoord | champagnetje | champagnetjes |
Zelfstandig naamwoord
champagne m
- (drinken) een witte of rosé schuimwijn uit de champagnestreek in Frankrijk, die in het bijzonder bij feestelijke aangelegenheden wordt geschonken
- Gooise meisjes kunnen op zondag alleen brunchen met champagne!!
Hyponiemen
- colachampagne
- stille champagne
Afgeleide begrippen
|
|
|
|
Vertalingen
1. een schuimwijn uit de champagnestreek in Frankrijk
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
stellend | |
---|---|
onverbogen | champagne |
verbogen | |
partitief | champagnes |
Bijvoeglijk naamwoord
champagne
- (kleur) champagnekleurig, helder goudbruin
- Haar champagne trouwjurk kleurde goed bij het kostuum van de bruidegom.
Gangbaarheid
- Het woord champagne staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'champagne' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Engels
Uitspraak
- IPA: /ʃæmˈpeɪn/
Papiamento
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.