schoeien

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schoei·en
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘van schoenen voorzien’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1265 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
schoeien
schoeide
geschoeid
zwak -d volledig

Werkwoord

schoeien

  1. overgankelijk van schoeisel voorzien
    • Hij werd goed geschoeid en gekleed. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord schoeien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
80 %van de Nederlanders;
79 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.