schaduw

Een schaduw.

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  schaduw    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈsxaː.dyu̯/
Woordafbreking
  • scha·duw
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘silhouet, schim’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1300 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord schaduw schaduwen
verkleinwoord schaduwtje schaduwtjes

Zelfstandig naamwoord

schaduw v/m

  1. een slechts door indirect zonlicht beschenen oppervlak
    • Ik sta in de schaduw van de boom. 
  1. een donkere vorm op muur, schildering of grond
Hyponiemen
  • aardschaduw, bijschaduw, geluidsschaduw, halfschaduw, kernschaduw, maanschaduw, nachtschaduw, oogschaduw, regenschaduw, slagschaduw
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
schaduwen

schaduw

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schaduwen
    • Ik schaduw. 
  2. gebiedende wijs van schaduwen
    • Schaduw! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schaduwen
    • Schaduw je? 

Gangbaarheid

  • Het woord schaduw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.