salon
Nederlands
Woordafbreking
- sa·lon
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘ontvangkamer’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1863 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | salon | salons |
verkleinwoord | salonnetje | salonnetjes |
Zelfstandig naamwoord
salon o/m [2]
- vertrek in een huis met gemakkelijke stoelen.
- In de salon keken we televisie.
- geregelde bijeenkomst of grote beurs bijv. een autosalon
Hyponiemen
- autosalon, damessalon, herensalon, ijssalon, kapperssalon, kapsalon, massagesalon, melksalon, muzieksalon, schoonheidssalon, trimsalon
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord salon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'salon' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.