huiskamer
Nederlands
Woordafbreking
- huis·ka·mer
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van huis en kamer
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | huiskamer | huiskamers |
verkleinwoord | huiskamertje | huiskamertjes |
Zelfstandig naamwoord
huiskamer v/m
- (bouwkunde) een kamer ingericht om in te wonen
- De huiskamer was op het noorden gelegen.
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord huiskamer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'huiskamer' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.