kapotmaken

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ka·pot·ma·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
kapotmaken
maakte kapot
kapotgemaakt
zwak -t volledig

Werkwoord

kapotmaken

  1. zorgen dat iets beschadigd raakt waardoor iets niet meer functioneert (met opzet)
    • Hij maakte het boek van zijn zusje kapot. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord kapotmaken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

    This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.