regaal

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·gaal
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘koninklijk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1521 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord regaal regalen [1,2]
regalia [3]
regaliën [3]
verkleinwoord regaaltje regaaltjes

Zelfstandig naamwoord

regaal o

  1. (muziekinstrument) een geheel van rietpijpen aangeblazen met een blaasbalg en bespeeld met een toetsenbord
    • Het regaal was in de renaissance en barok een populair instrument. 
  1. (muziek) een register op een orgel dat de klank van [1] nabootst
  2. koninklijk voorrecht
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen regaalregalerregaalst
verbogen regaleregalereregaalste
partitief regaalsregalers-

Bijvoeglijk naamwoord

regaal

  1. koninklijk
    • Na zijn val in de modder bood de jonge vorst geen bijster regale aanblik. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord regaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
61 %van de Nederlanders;
55 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.