regalia
Nederlands
Woordafbreking
- re·ga·lia
Woordherkomst en -opbouw
- uit het Latijn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | (regaal) | regalia, regaliën |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
regalia mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord regaal, alleen in de betekenis "koninklijk voorrecht"
- Naast hem bestuurde de ‘domesticus’ het domein in de gouw en inde de opbrengst der koninklijke regalia. [1]
- de uiterlijke tekenen van de soevereine macht van een vorst.
- In de Nieuwe Kerk werden de regalia getoond tijdens de inhuldingsceremonie van de nieuwe koning, te weten de kroon, de scepter, de grondwet en de rijksappel.
Afgeleide begrippen
- bergregalia
Gangbaarheid
- Het woord regalia staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'regalia' herkend door:
39 % | van de Nederlanders; |
39 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.