koninklijk
Nederlands
Woordafbreking
- ko·nink·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | koninklijk | koninklijker | koninklijkst |
verbogen | koninklijke | koninklijkere | koninklijkste |
partitief | koninklijks | koninklijkers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
koninklijk
- betrekking hebbend op een koning, koningin, aan of bij hem, haar behorend, van hem, haar uitgaand
- De koninklijke juwelen worden zorgvuldig bewaard.
Vertalingen
1. betrekking hebbend op een koning, koningin, aan of bij hem, haar behorend, van hem, haar uitgaand
Gangbaarheid
- Het woord koninklijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'koninklijk' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.