redenaar

Nederlands

Brugman de redenaar (spreken als Brugman
Uitspraak
Woordafbreking
  • re·de·naar
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘iem. die een rede houdt’ voor het eerst aangetroffen in 1599 [1]
  • naamwoord van handeling redeneren met het achtervoegsel -aar [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord redenaar redenaars
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

redenaar m [3]

  1. iemand die in het openbaar spreekt, een beoefenaar van de welsprekendheid
    • Hij is niet alleen een bevlogen redenaar, hij durft dat ook te laten zien en horen - anders dan veel andere politici in Duitsland, waar bijna driekwart eeuw na de Tweede Wereldoorlog nog altijd een zekere reserve tegenover meeslepende toespraken bestaat. Schulz als spreker vergelijken met Merkel is niet zozeer rock tegenover klassiek, het is muziek tegenover dienstmededelingen. [4] 
    • Het is een zeldzaamheid in het topvoetbal: de commercieel directeur die ook technisch directeur is. Jan van Halst is allebei, maar het werkt niet. Van Halst is een commerciële man bij uitstek, het ideale uithangbord van FC Twente. Bedrijven vinden het mooi als híj op bezoek komt en niet zomaar een onbekende. Van Halst is een geboren redenaar, zijn boodschap verkoopt. [5] 
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord redenaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.