redeneren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·de·ne·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘praten, argumenteren’ voor het eerst aangetroffen in 1611 [1] [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
redeneren
redeneerde
geredeneerd
zwak -d volledig

Werkwoord

redeneren

  1. inergatief trachten een logisch samenhangend betoog te houden
    • Er werd geredeneerd dat stimulering van de economie de staatsschulden nog groter zou maken. 
Hyponiemen
  • beredeneren, doorredeneren, voortredeneren, wegredeneren
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord redeneren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.