recalcitrant
Nederlands
Woordafbreking
- re·cal·ci·trant
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘weerspannig’ voor het eerst aangetroffen in 1830 [1]
- Afkomstig van het Latijnse werkwoord recalcitrare met het voorvoegsel re-
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | recalcitrant | recalcitranter | recalcitrantst |
verbogen | recalcitrante | recalcitrantere | recalcitrantste |
partitief | recalcitrants | recalcitranters | - |
Bijvoeglijk naamwoord
recalcitrant
- De recalcitrante jongeman werd gedwongen om de taak te verrichten.
- Rond 01.00 uur was er veel politie aanwezig in en rondom de Marktstraat. In korte tijd werden meerdere personen aangehouden, zo is te zien op beelden die omstanders maakten. Volgens de politie was er sprake van recalcitrant gedrag, openbaar dronkenschap, belediging en werd er geduwd. [2]
- De vrouw had spullen gestolen uit een winkel en werd vervolgens door medewerkers op straat aangesproken. Daarop gedroeg de vrouw zich recalcitrant, omstanders hebben de vrouw vastgehouden tot de politie er was. [3]
Gangbaarheid
- Het woord recalcitrant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'recalcitrant' herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
59 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "recalcitrant" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- Tubantia Rutger Borgerink 03-08-18 4 aanhoudingen in centrum Enschede na Hollandse Avond
- Tubantia Annerieke van der Krift 04-03-18 Vrouw (22) bijt omstander uit Almelo na winkeldiefstal in Apeldoorn
Engels
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: / rɪˈkælsɪtrənt /
Woordafbreking
- re·cal·ci·trant
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Latijnse werkwoord recalcitrare met het voorvoegsel re-
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
recalcitrant | more recalcitrant | most recalcitrant |
Bijvoeglijk naamwoord
recalcitrant
- bokkig, dwars, haatdragend, koppig, Evan, onbuigzaam, ongehoorzaam, onverzettelijk, opstandig, rebellerend, recalcitrant, stijfhoofdig, stijfkoppig, stug, taai, verbeten, weerbarstig, weerspannig
Synoniemen
- fractious
Antoniemen
- unrecalcitrant
Afgeleide begrippen
- recalcitrance
- recalcitrancy
Typische woordcombinaties
- a recalcitrant substance
een recalcitrant stof
- recalcitrant teenagers
recalcitrante pubers
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.