dwars
Nederlands
Woordafbreking
- dwars
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘scheef, weerbarstig’ voor het eerst aangetroffen in 1265 [1]
|
|
|
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | dwars | dwarser | dwarst |
verbogen | dwarse | dwarsere | dwarste |
partitief | dwars | dwarsers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
dwars
- in de breedterichting
- Schouderbinnenwaarts is dus eigenlijk iets dwarser dan schoudervoor.
- geneigd medewerking te weigeren
- In maanden die volgden werd Daantje steeds dwarser en dwarser.
- ergens helemaal doorheen dus ook door het midden
- De weg liep dwars door het park heen.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1.
Bijwoord
dwars
- in de breedterichting
- Dwars door de sloot lag een omgevallen knotwilg.
- ~ liggen: niet meewerken, tegenstand bieden
- Het voorstel kreeg veel bijval, maar er lagen twee landen dwars.
- iemand iets ~ zitten: een wrok koesteren over iets
- Het zat hem dwars dat hij daarvan valselijk beschuldigd werd.
Uitdrukkingen en gezegden
- [1]: De wind is achterlijker dan dwars (zeilterm)
De wind komt schuin van achteren
Gangbaarheid
- Het woord dwars staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'dwars' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Achterhoeks
Nedersaksisch
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.