radicaal

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ra·di·caal
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘totaal, consequent’ voor het eerst aangetroffen in 1787 [1]
  • uit het Latijn radix (2e naamval radicis) (wortel, oorsprong) met het achtervoegsel -aal
enkelvoud meervoud
naamwoord radicaal radicalen
verkleinwoord radicaaltje radicaaltjes

Zelfstandig naamwoord

radicaal m

  1. iemand die de uiterste consequenties van een zienswijze aanvaardt
  2. aanhanger van een politieke partij of beweging die zeer ingrijpende hervormingen beoogt
  3. (scheikunde) een molecuul of atoom dat al dan niet geladen kan zijn, maar dat een ongepaard elektron heeft

radicaal o

  1. bewijs van een aanspraak op een bepaald voorrecht, op het uitoefenen van een bepaalde functie enz
Vertalingen
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen radicaalradicalerradicaalst
verbogen radicaleradicalereradicaalste
partitief radicaalsradicalers-

Bijvoeglijk naamwoord

radicaal

  1. diep ingrijpend
    • Het bestaan van het absolute of radicale Kwaad openbaarde zich aan Arendt in het najaar 1943 toen haar de eerste berichten bereikten over het bestaan van een nieuw soort kampen in Midden-Europa 
  1. strevend naar diep ingrijpende hervormingen
  2. (taalkunde) uit wortels bestaande
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Bijwoord

radicaal

  1. diep ingrijpend, met wortel en tak
    • Als we iets radicaal uitroeien, dan doen we dat met wortel en tak 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord radicaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.