professie

Nederlands

[2] broeder Hugo doet zijn eeuwige professie
Uitspraak
Woordafbreking
  • pro·fes·sie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘beroep’ voor het eerst aangetroffen in 1575 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord professie professies
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

professie v [3]

  1. het beroep dat iemand uitoefent om geld mee te verdienen, met kennis van zaken en met betrokkenheid
    • Seize the day, hoorde ik twee weken geleden nog twee tv-topdokters voorschrijven, ik vermoed als antwoord op de vraag wat hun professie hen had bijgebracht over het mensenleven zoals het maar is. [4] 
    • Maar eenmaal als zanger op het podium, ontdekte Sutherland een even verrassende als logische overeenkomst met zijn professie. ,,Als acteur vind ik het vooral leuk om onderdeel uit te maken van een collectief en samen een goed verhaal te vertellen. [5] 
    • Het verzamelen begint meestal als een onschuldige hobby of een toevalsaankoop: men stuit bijvoorbeeld op zijn of haar favoriete boeken uit de kindertijd. Daarna verplaatst de belangstelling zich naar eerste drukken, boeken van Nobelprijswinnaars, boeken met bijzondere tekeningen of met inscripties van auteurs - totdat de hobby uitgroeit van een passie tot een obsessie of professie. [6] 
  1. (religie) gelofte van gehoorzaamheid, armoede en kuisheid door een kloosterling
Synoniemen
Verwante begrippen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord professie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
85 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.