poep

Poep van een volwassen mens

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  poep    (hulp, bestand)
  • IPA: /pup/
Woordafbreking
  • poep
enkelvoud meervoud
naamwoord poep poepen
verkleinwoord poepje poepjes

Zelfstandig naamwoord

poep m

  1. uit de darmen uitgescheiden afvalstoffen van mens of dier
    • Hij stapte met zijn schoen in de poep van een hond. 
  1. (spreektaal) onzin
    • Jij praat poep. 
Opmerkingen

Deze betekenissen zijn in Nederland gangbaarder dan in Vlaanderen, zie poep v / m

Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord poep poepen
verkleinwoord poepje poepjes

Zelfstandig naamwoord

poep v / m

  1. achterwerk, bips
    • Vergeet niet uw poep goed af te vegen! 
Opmerkingen

Deze betekenis is in Vlaanderen gangbaarder dan in Nederland, zie poep m

Werkwoord

vervoeging van
poepen

poep

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van poepen
    • Ik poep. 
  2. gebiedende wijs van poepen
    • Poep! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van poepen
    • Poep je? 

Gangbaarheid

  • Het woord poep staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.