merde

Frans
Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?

Zelfstandig naamwoord

merde v

  1. (spreektaal) stront, drek
  1. «Plus on remue la merde et plus elle pue.»
    Hoe meer je in de stront roert, hoe harder het gaat stinken. [1]
  2. (spreektaal) problemen, shit
  1. «Ch'suis dans la merde jusqu'au cou.»
    Ik zit tot aan mijn nek in de shit. [1]
  2. (spreektaal) troep, rotzooi
  1. «Nettoie ta merde avant que le dirlo n'arrive.»
    Ruim je troep op voordat de directeur komt. [1]
  2. (spreektaal) hasj, shit [1]

Tussenwerpsel

merde

  1. (spreektaal) verdomme! verrek! shit!
  1. «Merde! J'ai encore oublié de faire le plein.»
    Ik ben verdomme alwéér vergeten te gaan tanken!. [1]
  2. (spreektaal) zet 'm op! toitoitoi!
  1. «Bon, allez, merde, ça ira!»
    Nou zet 'm op hè, het zal wel lukken! [1]

Verwijzingen
  1. Wouw, B. van de Woordenboek populair Frans - Nederlands 2e druk (2014) Uitgeverij Arti-Choc, Breda; p. 131
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.