plus
Nederlands
Woordafbreking
- plus
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘plusteken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1537 [1]
Antoniemen
- [2] min
Hyponiemen
- superplus
Afgeleide begrippen
- plusfour, plusklas, plusminus, plusminusteken, pluspakket, pluspion, pluspool, pluspunt, plusstrook, plusteken
Zelfstandig naamwoord
plus m en o
- (wiskunde) +: teken voor (optelling van) positieve getallen
- Deze plus zou een min moeten zijn.
- overdrachtelijk: een voordeel
- We moeten alle plussen en minnen eerst eens goed op een rijtje moeten zetten.
Gangbaarheid
- Het woord plus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'plus' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.