plusminus

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • plus·mi·nus
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘bijwoord van hoedanigheid: ongeveer’ voor het eerst aangetroffen in 1759 [1]
  • samenstelling van  plus   en  minus  

Bijwoord

plusminus

  1. met een onzekerheid naar boven of naar beneden
    • Deze taal heeft plusminus drieduizend sprekers. 
Synoniemen
Afkorting
  • plm.

Gangbaarheid

  • Het woord plusminus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.