pluralis

Nederlands
Uitspraak
  • Geluid:  pluralis    (hulp, bestand)
  • IPA: / plyˈralɪs /
Woordafbreking
  • plu·ra·lis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pluralis pluralissen
pluralia
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

pluralis m

  1. (taalkunde) geval waarin een woord verwijst naar meerdere exemplaren
    • De toekenning van het bepaald lidwoord in de pluralis levert voor de kinderen en studenten geen problemen op. De studenten kennen bij elk zelfstandig naamwoord het bepaald lidwoord "de" toe en de kinderen doen dat, met één uitzondering waarbij het onbepaald lidwoord "een" gebruikt werd, ook. [4]
  2. (taalkunde) vorm die een woord aanneemt als het verwijst naar meerdere exemplaren
    • Aangezien er sprake is van nachtvlinders, van een pluralis, kan aangenomen worden dat de hoofdpersoon lange tijd - wellicht een hele nacht - als een spin in een web zit. [5]
Synoniemen
Antoniemen
Hyponiemen
  • pluralis majestatis
  • pluralis modestiae

Gangbaarheid
  • Het woord pluralis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
81 %van de Nederlanders;
83 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. pluralis op website: Etymologiebank.nl
  3. "pluralis" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
  4. Ziemann, H. e.a. "Nederlands later geleerd: gebruik van lidwoorden en flexie van bijvoeglijke naamwoorden door Duitstalige kinderen en volwassenen" in": Internationale Neerlandistiek. jrg. 49 nr. 3 (oktober 2011) Amsterdam University Press, Amsterdam; ISBN 978 90 8964 386 5; p. 198/199; geraadpleegd 2019-02-05
  5. De Coux, A. ‘De ornamentenversierde cither heraangeraakt’. De metapoëzie van Jacques Hamelink. (2012) proefschrift Vrije Universiteit Brussel; p. 548; geraadpleegd 2019-02-05

Latijn
Uitspraak
  • IPA: /pluːˈraː.lis/
Woordherkomst en -opbouw

Bijvoeglijk naamwoord

pluralis

  1. op meerdere betrekking hebbend
Overerving en ontlening
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.