plantage
Nederlands
Woordafbreking
- plan·ta·ge
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘beplanting’ voor het eerst aangetroffen in 1560 [1]
- Naamwoord van handeling van planten met het achtervoegsel -age [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | plantage | plantages |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
plantage v [3]
- (landbouw) een uitgestrekt stuk grond waarop op grote schaal, gewoonlijk tropische, gewassen in monocultuur verbouwd worden
Hyponiemen
|
|
|
|
Afgeleide begrippen
|
|
|
|
Vertalingen
1. een uitgestrekt stuk grond waarop ...
|
Gangbaarheid
- Het woord plantage staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'plantage' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
Frans
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Zelfstandig naamwoord
plantage m
- (spreektaal) sof, flop, miskleun [1]
- (spreektaal) crashen van een computer
- «Putain! Y a eu un plantage du serveur, j’ai pas sauvegardé mes données!»
- Verdomme, de server is gecrasht en ik heb mijn data niet opgeslagen! [1]
- «Putain! Y a eu un plantage du serveur, j’ai pas sauvegardé mes données!»
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.