pessimist

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pes·si·mist
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pessimist pessimisten
verkleinwoord pessimistje pessimistjes

Zelfstandig naamwoord

pessimist m

  1. iemand die geneigd is alles van de negatieve kant te zien
    • Toen de wapenstilstand ten slotte een aannemelijk vooruitzicht werd, begon de hoop het er levend af te brengen zelfs bij de grootste pessimisten post te vatten. [2] 
  1. (filosofie) aanhanger van het pessimisme
Synoniemen
  1. zwartkijker
Antoniemen
Afgeleide begrippen
  • pessimiste
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord pessimist staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. pessimist op website: Etymologiebank.nl
  2. Lemaitre, Pierre Tot ziens daarboven 2014 ISBN 9789401601931 pagina 11

Engels

Zelfstandig naamwoord

enkelvoud meervoud
pessimist pessimists

pessimist

  1. pessimist
  2. pessimiste
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.