pessimist
Nederlands
Woordafbreking
- pes·si·mist
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van pessimisme met het achtervoegsel -ist [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pessimist | pessimisten |
verkleinwoord | pessimistje | pessimistjes |
Zelfstandig naamwoord
pessimist m
- iemand die geneigd is alles van de negatieve kant te zien
- Toen de wapenstilstand ten slotte een aannemelijk vooruitzicht werd, begon de hoop het er levend af te brengen zelfs bij de grootste pessimisten post te vatten. [2]
- (filosofie) aanhanger van het pessimisme
Afgeleide begrippen
- pessimiste
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord pessimist staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'pessimist' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- pessimist op website: Etymologiebank.nl
- Lemaitre, Pierre Tot ziens daarboven 2014 ISBN 9789401601931 pagina 11
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.