termijn

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  termijn    (hulp, bestand)
  • IPA: /tɛrˈmɛin/
Woordafbreking
  • ter·mijn
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘tijdruimte’ voor het eerst aangetroffen in 1226 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord termijn termijnen
verkleinwoord termijntje termijntjes

Zelfstandig naamwoord

termijn m

  1. een vast tijdstip waarop iets gaat gebeuren of iets gebeurd moet zijn
    • Daar is een termijn voor gesteld. 
  1. een begrensde tijdruimte waarin iets moet gebeuren
    • Je hebt een termijn van 11 uur. 
  1. een gedeelte van de schuld dat binnen een vaste periode betaald moet worden
    • Wij doen helaas niet aan afbetaling in termijnen. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • op korte termijn
  • op termijn
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord termijn staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.