perk
Nederlands
Woordafbreking
- perk
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘afgebakend stuk grond’ voor het eerst aangetroffen in 1169 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | perk | perken |
verkleinwoord | perkje | perkjes |
Hyponiemen
- bloemperk, grasperk, slagperk, strijdperk, tijdperk, worstelperk
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
perken |
perk
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van perken
- Ik perk.
- gebiedende wijs van perken
- Perk!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van perken
- Perk je?
Gangbaarheid
- Het woord perk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'perk' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.