pathologie
Nederlands
Woordafbreking
- pa·tho·lo·gie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘ziekteleer’ voor het eerst aangetroffen in 1778 [1]
- Van het oud-Griekse πάθος (pathos, “lijden”) met het achtervoegsel -logie
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pathologie | pathologieën |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
pathologie v
- (medisch) de tak van de geneeskunde die het ontstaan en verloop van ziektes bestudeert
Hyponiemen
|
|
|
|
|
Vertalingen
1. de tak van de geneeskunde die het ontstaan en verloop van ziektes bestudeert
Gangbaarheid
- Het woord pathologie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'pathologie' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.