patat
Nederlands
Woordafbreking
- pa·tat
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘(in België) aardappel’ voor het eerst aangetroffen in 1762 [1]
- pseudo-Frans
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | patat | patatten |
verkleinwoord | patatje | patatjes |
Zelfstandig naamwoord
patat m
- (voeding) Noord-Nederlandse benaming voor een gerecht of snack van gefrituurde aardappelreepjes ('patat frites')
- (voeding) (elders) aardappel
Hyponiemen
- zweetpatat
Vertalingen
1. gefrituurde aardappelreepjes
Gangbaarheid
- Het woord patat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'patat' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen. |
Nedersaksisch
Veluws
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.