passi
![]() |
Catalaans
Werkwoord
passi
- eerste persoon enkelvoud subjunctief presens van passar
- derde persoon enkelvoud subjunctief presens van passar
- derde persoon enkelvoud imperatief presens van passar
Fins
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van het Zweedse pass
Afgeleide begrippen
|
|
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van het Zweedse pass
Afgeleide begrippen
- hirvipassi
Zelfstandig naamwoord
Afgeleide begrippen
- passipeli
Italiaans
Werkwoord
passi
- tweede persoon enkelvoud indicatief presens van passare
- eerste persoon enkelvoud subjunctief presens van passare
- tweede persoon enkelvoud subjunctief presens van passare
- derde persoon enkelvoud subjunctief presens van passare
- derde persoon enkelvoud imperatief presens van passare
Zelfstandig naamwoord
passi m passi m mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord passo
Latijn
Werkwoord
passi
- Participium perfectum passief van patī genitief mannelijk enkelvoud
- Participium perfectum passief van patī genitief onzijdig enkelvoud
- Participium perfectum passief van patī nominatief mannelijk meervoud
- Participium perfectum passief van patī vocatief mannelijk meervoud
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.