pace

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  pace    (hulp, bestand)
  • IPA: /pes/ (aanvoegende wijs: /ˈpesə/)
Woordafbreking
  • pace
Woordherkomst en -opbouw
  •  pacen ww  zonder de uitgang -en, maar met een stam op -e vanwege de uitspraak (spellingregel 12.D)

Werkwoord

vervoeging van
pacen

pace

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pacen
    • Ik pace. 
  2. gebiedende wijs van pacen
    • Pace! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pacen
    • Pace je? 
  4. aanvoegende wijs van pacen

Gangbaarheid

  • Het woord pace staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Engels

enkelvoud meervoud
pace paces

Zelfstandig naamwoord

pace

  1. pas, stap
Synoniemen

Italiaans

enkelvoud meervoud
pace paci

Zelfstandig naamwoord

pace v

  1. vrede, rust, kalmte

Spaans

Werkwoord

vervoeging van
pacer

pace

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van pacer
  1. gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van pacer
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.