passelijk

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pas·se·lijk
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van pas (stam van het werkwoord passen) met het achtervoegsel -lijk met het invoegsel -e-
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen passelijkpasselijkerpasselijkst
verbogen passelijkepasselijkerepasselijkste
partitief passelijkspasselijkers-

Bijvoeglijk naamwoord

passelijk [1]

  1. redelijk, tamelijk
Antoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord passelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
77 %van de Nederlanders;
73 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.