papaja

Nederlands

Carica papaya
Uitspraak
  • Geluid:  papaja    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /paˈpa.ja/
    • (Vlaanderen, Brabant): /paˈpa.ja/
Woordafbreking
  • pa·pa·ja
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Spaans, in de betekenis van ‘vrucht’ voor het eerst aangetroffen in 1596 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord papaja papaja's
verkleinwoord papajaatje papajaatjes

Zelfstandig naamwoord

papaja m

  1. (voeding) (fruit) bepaalde meloenachtige tropische vrucht
  2. (plantkunde) Carica papaya meloenboom
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • papajagras
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord papaja staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
91 %van de Nederlanders;
87 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.