overtrek

(klemtoonhomogram)

• Geluid:  óvertrek    (hulp, bestand)
• Geluid:  overtrék    (hulp, bestand)

• over·trek

• samenstelling van  over bw  en  trek ww 

óvertrek m en o [1] [2]

1. een stuk stof dat aangebracht wordt als bedekking van iets, bijvoorbeeld een meubelstuk

• bekleding, tijk

• bedovertrek, dekbedovertrek, kussenovertrek

• overtrekpapier, overtreksnelheid

overtrék

1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overtrekken
   

   • Ik overtrek. 

2. gebiedende wijs van overtrekken
   

   • Overtrek! 

3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overtrekken
   

   • Overtrek je? 

óvertrek

1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overtrekken
   

   • ... dat ik óvertrek. 

• Het woord overtrek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'overtrek' herkend door:

• Zie Wikipedia voor meer informatie.