bekleding
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: bekleding (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /bəˈkledɪŋ/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /bəˈkledɪŋ/
Woordafbreking
- be·kle·ding
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bekleding | bekledingen |
verkleinwoord | bekledinkje | bekledinkjes |
Zelfstandig naamwoord
bekleding v
- een laag stof ter versiering en berscherming aangebracht op een hard oppervlak of een meubelstuk
- De bekleding van die stoel raakt los, die moeten we binnenkort laten repareren.
Vertalingen
1. een laag stof ter versiering en berscherming aangebracht op een hard oppervlak of een meubelstuk
Gangbaarheid
- Het woord bekleding staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bekleding' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.