overtollig
Nederlands
Woordafbreking
- over·tol·lig
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het ?, in de betekenis van ‘boven het juiste aantal aanwezig’ voor het eerst aangetroffen in 1276 [1]
- Samenstellende afleiding van over en tal met het achtervoegsel -ig [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | overtollig | overtolliger | overtolligst |
verbogen | overtollige | overtolligere | overtolligste |
partitief | overtolligs | overtolligers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
overtollig
- wat in te ruime mate aanwezig is
- De overtollig goederen zullen worden gedumpt.
Vertalingen
1. wat in te ruime mate aanwezig is
Gangbaarheid
- Het woord overtollig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'overtollig' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.