restant
Nederlands
Woordafbreking
- res·tant
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘overschot’ voor het eerst aangetroffen in 1377 [1]
- Naamwoord van handeling van resteren met het achtervoegsel -ant [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | restant | restanten |
verkleinwoord | restantje | restantjes |
Zelfstandig naamwoord
restant o
- wat is overgebleven, het overschot of overblijfsel
- wat nog niet geleverd, verricht of betaald is
restant m [3]
- schuld die waarschijnlijk niet betaald zal worden
- achterstallige schuldenaar
Hyponiemen
- fabrieksrestant, fondsrestant
Afgeleide begrippen
- restantbedrag, restantbewijs, restantenboek, restantencijfer, restantenlijst, restantenopgave, restantenpartij, restantpartij, restantvoorraad, restantwaarde
Gangbaarheid
- Het woord restant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'restant' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.