ovarium

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ova·ri·um
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het modern Latijn, in de betekenis van ‘eierstok’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
  • afgeleid van het Latijnse ovum (ei) met het achtervoegsel -arium [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord ovarium ovaria
ovariums
verkleinwoord ovariummetje
ovariumpje
ovariummetjes
ovariumpjes

Zelfstandig naamwoord

ovarium o

  1. (anatomie) geslachtsorgaan van de vrouw waarin eicellen gevormd worden
    • In de ovarium zitten de eicellen opgeslagen. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • ovariaal, ovariumcarcinoom, ovariumkanker
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord ovarium staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
81 %van de Nederlanders;
87 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.