ovarium
Nederlands
Woordafbreking
- ova·ri·um
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het modern Latijn, in de betekenis van ‘eierstok’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- afgeleid van het Latijnse ovum (ei) met het achtervoegsel -arium [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ovarium | ovaria ovariums |
verkleinwoord | ovariummetje ovariumpje |
ovariummetjes ovariumpjes |
Zelfstandig naamwoord
ovarium o
- (anatomie) geslachtsorgaan van de vrouw waarin eicellen gevormd worden
- In de ovarium zitten de eicellen opgeslagen.
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord ovarium staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ovarium' herkend door:
81 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.