oogst

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  oogst    (hulp, bestand)
  • IPA: /oxst/
Woordafbreking
  • oogst
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘het inzamelen van gewassen’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • Afgeleid van Augustus. [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord oogst oogsten
verkleinwoord oogstje oogstjes

Zelfstandig naamwoord

oogst m

  1. het van het land halen van het rijpe gewas
    • De oogst is in volle gang. 
  1. de opbrengst behaald met [1]
    • De oogst is bijzonder rijk dit jaar. 

Werkwoord

vervoeging van
oogsten

oogst

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van oogsten
  2. gebiedende wijs van oogsten
Verwante begrippen
Spreekwoorden
  • De oogst geschoren, de winter geboren
Wanner de oogst van het veld is beginnen de dagen danig te korten; tegen september is het al veel vroeger donker en het weer is minder goed
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord oogst staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.