pluk

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  pluk    (hulp, bestand)
  • IPA: /plɵk/
Woordafbreking
  • pluk
enkelvoud meervoud
naamwoord pluk plukken
verkleinwoord plukje plukjes

Zelfstandig naamwoord

pluk m [1]

  1. uitgetrokken bundeltje
    • Tijdens de vechtpartij verloren beide meisjes een pluk haar. 
  1. het plukken
    • Vaak helpen buitenlanders mee met de pluk van fruit. 
Anagrammen
Verwante begrippen
Hyponiemen
  • haarpluk, kersenpluk, koffiepluk, theepluk
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
plukken

pluk

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van plukken
    • Ik pluk. 
  2. gebiedende wijs van plukken
    • Pluk! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van plukken
    • Pluk je? 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord pluk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.