opbrengst
Nederlands
Woordafbreking
- op·brengst
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘het voortgebrachte’ voor het eerst aangetroffen in 1808 [1]
- Naamwoord van handeling van opbrengen met het achtervoegsel -st [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | opbrengst | opbrengsten |
verkleinwoord | opbrengstje | opbrengstjes |
Zelfstandig naamwoord
opbrengst v [3]
- dat wat opgebracht wordt, de baat die men heeft van zijn activiteiten
- De opbrengst van deze inzamelingsactie was buitengemeen groot.
Verwante begrippen
- gewrocht, oogst, productie, voortbrenging, voortbrengsel
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
- opbrengsteigendom, opbrengsthuis, opbrengstprijs, opbrengstverlies
Vertalingen
1. dat wat opgebracht wordt, de baat die men heeft van zijn activiteiten
Gangbaarheid
- Het woord opbrengst staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'opbrengst' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.