omdijken

Nederlands

Uitspraak

(klemtoonhomogram)

naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
omdijkenomdijkend
omdijkingomdijkt
Woordafbreking
  • om·dij·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
omdijken
omdijkte
omdijkt
zwak -t volledig

Werkwoord

omdíjken

  1. overgankelijk een gebied omringen met dijken
    • De Markerwaard is wel omdijkt, maar nooit drooggelegd. 

Zelfstandig naamwoord

ómdijken mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord omdijk

Gangbaarheid

  • Het woord omdijken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
67 %van de Nederlanders;
72 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.