omdijken
Nederlands
Woordafbreking
- om·dij·ken
Woordherkomst en -opbouw
- samenstellende afleiing van om (bijwoord) en dijk (zelfstandig naamwoord) met het achtervoegsel -en dat de onbepaalde wijs van een (werkwoord) vormt
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
omdijken |
omdijkte |
omdijkt |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
omdíjken
- overgankelijk een gebied omringen met dijken
- De Markerwaard is wel omdijkt, maar nooit drooggelegd.
Gangbaarheid
- Het woord omdijken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'omdijken' herkend door:
67 % | van de Nederlanders; |
72 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.