olie
Nederlands
Woordafbreking
- olie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘vette vloeistof’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1100 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | olie | oliën olies |
verkleinwoord | olietje | olietjes |
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
- Olie in het vuur gooien.
iets doen waardoor de ruzie opnieuw begint of oplaait
- Olie op de golven gieten
door iets te zeggen of doen de mensen rustiger laten worden
- De olie in de lamp is op.
het geld is op
- In de olie zijn
dronken zijn
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
oliën |
olie
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van oliën
- Ik olie.
- gebiedende wijs van oliën
- Olie!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van oliën
- Olie je?
Gangbaarheid
- Het woord olie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'olie' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.