nippel
![](../I/m/Plumbing_Nipple.jpg)
Buiskoppelstuk
![](../I/m/Bicycle_spoke_nipples.jpg)
Fietsspaaknippels
Nederlands
Woordafbreking
- nip·pel
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘metalen mof’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1901 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | nippel | nippels |
verkleinwoord | nippeltje | nippeltjes |
Zelfstandig naamwoord
nippel m
- (biologie) een tepel
- (werktuigbouwkunde) een hol koppelstukje, meestal om een slang of buis op aan te koppelen
- Twee buizen koppelt men inwendig met een nippel, uitwendig met een mof.
Antoniemen
- [2] mof
Hyponiemen
- [2] hoeknippel, smeernippel, spaaknippel, verloopnippel
Verwante begrippen
Vertalingen
2. een hol koppelstukje
Gangbaarheid
- Het woord nippel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'nippel' herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
62 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.